Hoewel de vrije koloniën niet altijd heel ‘vrij’ waren (je mocht er bijvoorbeeld niet zomaar weg), vonden veel mensen het er lang zo slecht nog niet. Veel mensen die er naartoe verhuisden, woonden er de rest van hun leven. Ze hadden een eigen huisje en een stukje grond voor hun familie en de kinderen mochten naar school.
De eerste kolonisten werden niet heel oud: ze hadden een leven vol hard werken en slecht en weinig eten achter de rug, en er gingen veel ziektes rond. Tegen de tijd dat ze in de kolonie aankwamen, waren ze vaak al erg verzwakt van een leven in armoede. Ze konden het zware werk meestal niet heel lang aan. Maar mensen die in de vrije koloniën geboren werden of er een paar decennia later heen verhuisden, werden veel ouder: ze hadden genoeg te eten, een dak boven hun hoofd, en er was steeds meer medische zorg aanwezig.
De familie Hensen is zo’n familie die laat in de koloniën aankomt en er lang blijft. Hendrik Jan Hensen en zijn vrouw Elizabeth van Zanten komen uit Rhenen, waar ze als arbeiders werkten. Ze hebben samen vijf kinderen als ze in 1889 naar Wilhelminaoord vertrekken, en eenmaal daar worden er nog twee kinderen geboren. Het bevalt hen prima op het platteland, en het leven in de vrije kolonie is best gezellig. De meeste kinderen trouwen zelfs met andere jonge kolonisten, en blijven de rest van hun leven in de regio wonen.
Hendrik werkt tot het einde van zijn leven door. Maar als hij op 63-jarige leeftijd overlijdt, ontstaat er een probleem: Elizabeth is eigenlijk ook te oud geworden om nog zwaar werk te doen, maar aangezien ze al jaren in de kolonie woont, kunnen ze haar moeilijk wegsturen. Ze heeft immers jarenlang hard voor de kolonie gewerkt, en haar hele familie woont in de buurt!
Dit was een probleem dat steeds vaker voorkwam: de mensen die in de koloniën woonden werden steeds ouder, maar konden niet meer werken. Maar een belangrijk principe van de vrije koloniën was dat er voor iedereen gezorgd werd, dus mensen aan hun lot overlaten was geen optie. Gelukkig was er in 1893 al een oplossing voor de toenemende hoeveelheid ouderen bedacht: bejaardenwoningen. Dankzij donaties van onder andere Koningin Emma konden in Wilhelminaoord de eerste echte bejaardenwoningen van Nederland worden gebouwd. Daar konden oude kolonisten-echtparen samen de rest van hun leven spenderen, midden in de vertrouwde kolonie-omgeving.
Eigenlijk was Rustoord I, zoals deze woningen genoemd werden, bedoeld voor echtparen. We weten echter dat Elizabeth er lang in haar eentje heeft gewoond. Kijk maar goed naar deze namenlijst uit 1931-1932. Daar staat op dat Elizabeth als ‘laatste lid’ van haar gezin in Rustoord I zat, nu ze weduwe was en haar kinderen allemaal allang het huis uit waren. En dat niet alleen: ze kreeg een toelage (een soort pensioen) van 2 gulden per week. Ze is dan 77 jaar oud, staat er in de kolom voor leeftijden.
In kleine lettertjes staat erbij geschreven dat deze toelage vervallen is in januari van 1935. Daardoor weten we dat ze toen toch vertrokken is uit de kolonie. En dat klopt, want uiteindelijk overlijdt ze op 88-jarige leeftijd in Borne, een klein dorpje in Overijssel. Waarschijnlijk woonde ze daar bij een van haar dochters.
Het feit dat er in de koloniën een vorm van ouderenzorg was, met bejaardenwoningen en zelfs een toelage, laat zien dat ze daar hun tijd vooruit waren. Het zijn de eerste sporen van de opkomende verzorgingsstaat, waarbij de regering verantwoordelijk is voor het zorgen voor de burgers. Het is ook een teken dat na een diepe crisis in de 19e eeuw de welvaart weer langzaam toenam en dat de gezondheidszorg steeds beter werd, waardoor mensen langer leefden. Elizabeth werd zelfs bijna negentig! Als ze haar hele leven in Rhenen was gebleven, zonder de voorzieningen van Wilhelminaoord, was dat misschien wel heel anders afgelopen…
Wil je zien hoe het bejaardenhuis van Elizabeth er vandaag de dag uitziet? Bekijk dan Rustoord I hieronder bij ‘Toen en Nu’.