Op 21 juli 1733 komt Gerrigje de Platte voor de Schout en Schepenen, het plaatselijke bestuur en gerecht, om een eis in te dienen tegen Aart Dirksen van Ingen. Zij dient een eis in omdat hij haar huurloon verschuldigd is. Ze heeft in 1732 twintig weken voor hem gewerkt als huishoudster. Ze hadden mondeling afgesproken dat zij hier 10 gulden voor zou krijgen. Ook moet Aart nog een bedrag van 1 gulden en 3 stuivers terugbetalen dat hij van haar heeft geleend.
Omdat Aart niet aanwezig is, gaat de rechtszaak op 29 oktober verder. Dan beslist het gerecht dat Aart aan Gerrigje 4 gulden moet betalen en nog 1 gulden voor de kosten van de rechtszaak.
Vind jij dit een eerlijke oplossing voor Gerrigje en Aart? Als jij Gerrigje was, zou je hiermee tevreden zijn?