In deze brief uit het jaar 1561 vraagt Belijtgen Blocken om loonsverhoging. Het is niet duidelijk of Belijtgen de brief zelf heeft geschreven of dat iemand anders dat voor haar heeft gedaan.
Belijtgen wordt in de brief omschreven als een oude weduwe en een arme, schamele vrouw. Ze werkt als wasvrouw voor de kerk. Hiermee verdient zij jaarlijks 9 Carolusgulden. Het is zwaar werk en Belijtgen moet ook zelf de zeep kopen die zij gebruikt. Daarom leeft zij heel sober. Ze vraagt aan de kerkmeesters of zij haar loon naar 12 of 13 Carolusgulden per jaar kunnen verhogen.
De kerkmeesters gaan akkoord met het verzoek van Belijtgen en verhogen haar jaarlijkse loon naar 12 Carolusgulden.