Niet alleen in de 17e eeuw, maar ook in de eeuwen daarna verlangden stedelingen naar het leven buiten de stad waar ze konden genieten van rust en natuur. In de 19e eeuw groeide het aantal mensen in de steden heel snel, maar daardoor kon het er ook snel vies worden, vooral in de zomer. De Utrechtse Heuvelrug werd in de 19e eeuw een erg populaire plek voor het bouwen van buitenhuizen met enorme tuinen en parken. Vóór 1800 bestond dit gebied vooral uit woeste heide- en zandvelden. Maar de mensen wilden juist de natuur in kunnen en plantten daarom hele bossen rond hun buitenhuizen. Hier konden ze wandelen, jagen, of ze gebruikten het voor het winnen van hout.
Op deze afbeelding zien we een deel van het bos dat rondom de buitenplaats Moersbergen lag. Deze buitenplaats bestond al sinds de 16e eeuw, maar pas in 1825 werden er bossen geplant rond het huis. Wat we op het plaatje zien, is de warande van Moersbergen. Dit was een plek die bedoeld was voor het jagen op dieren. Omdat hier genoeg dieren moesten zijn om op te kunnen jagen, gingen de eigenaren zich heel actief bezig houden met het ecosysteem op deze plekken. Ze probeerden op die manier dus invloed uit te oefenen op het ecosysteem en de natuur om hen heen.
Wat denk jij, zien we deze veranderingen vandaag nog steeds terug?